Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], David nu [28]ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, de God der [29]heirscharen, [30]was met hem. 28. Hebreeuws, ging gaande en groot wordende; dat is, werd van tijd tot tijd hoe langer hoe machtiger. 29. Zie 1 Kon.18:15. 30. Zie Gen.21:22, en Gen.26:24; Num.14:9.